14 punten over het (speciaal) onderwijs:
Als leraren is het onze taak om leerlingen te begeleiden, niet om hen te labelen of te behandelen. Natuurlijk is het handig om inzicht te hebben in de achtergrond van een leerling, maar te veel nadruk op labels zoals ADHD kan ons beperken in ons onderwijs. Als we onze leerlingen vooral zien door de lens van een diagnose, verliezen we de kracht van ons vak – de relatie die we door het leerproces met hen opbouwen. Deze unieke band stelt ons in staat om, met de juiste aanpassingen, iedere leerling te helpen slagen. Wij zijn geen psychologen of artsen, we zijn leraren. Ons werk draait om het creëren van een omgeving waarin leerlingen leren, groeien en bloeien. Laten we ons verzetten tegen de druk om leerlingen te reduceren tot cijfers of medische dossiers.
Thuiszitters Bereiken: Breng de School naar de Leerling
Wanneer ouders wanhopig bij een oudergesprek zeggen: "Wat kan erger?" of wanneer leerlingen aangeven geen doelen en plannen te hebben, antwoord ik vaak met het voorbeeld van Hikikomori. Dit zijn jonge mensen in Japan die hun huis niet meer verlaten en bij hun ouders blijven wonen. In Nederland hebben we ook thuiszitters, misschien niet zo extreem, maar we doen er weinig aan.
Om dit aan te pakken, moeten we realistische doelen stellen. De leerplicht moet niet vasthouden aan strikte onderwijstijden. Het kind moet rustig kunnen opbouwen, stap voor stap.
Daarnaast is het belangrijk dat bevoegde docenten – liefst van de school waar het kind ingeschreven staat – het kind thuis bezoeken. Geen coaches of maatjes, maar docenten die intellectuele stimulans kunnen bieden, vooral voor hoogbegaafde kinderen. Zij kunnen ook een realistisch beeld geven van wat de leerling in de klas kan verwachten. Dit moet regelmatig gebeuren, bijvoorbeeld één middag per week.
Hybride lessen, met online feedback, kunnen ook helpen, maar dat moet georganiseerd worden door mensen en niet alleen door digitale platforms. Internet is groot en kinderen hebben een gids nodig om hen veilig door de gevaren te leiden.
De rol van ouders moet erkend en versterkt worden. Vaak voelen zij zich gestigmatiseerd en krijgen ze ongevraagd advies, terwijl hun eigen carrières vaak in puin liggen doordat ze fulltime voor hun kind zorgen. Ze verdienen hulp, niet oordeel.
Inclusief Onderwijs Vergt Meer Dan Mooie Woorden
Inclusief onderwijs is een nobel en goed idee, en ik sta er volledig achter. Maar alsjeblieft, ondermijn de implementatie niet door gebrekkige voorbereiding of halfslachtige oplossingen.
Echt inclusief onderwijs vereist kleinere klassen. Kun je dat waarmaken? Daarnaast is er gespecialiseerd personeel nodig dat actief helpt in het leerproces, niet alleen monitort of rapporteert. Het is cruciaal dat leraren niet overladen worden met extra taken, terwijl een groot deel van het budget naar andere partijen gaat die niet direct betrokken zijn bij het lesgeven.
Bovendien moeten leraren uitgebreide bijscholing krijgen. Is een presentatie op een studiemiddag, met wisselende kwaliteit, echt een structurele oplossing?
Laat ook de leerlingen niet de dupe worden. Speciaal onderwijs biedt niet alleen kleinere klassen en ondersteuning van gespecialiseerd personeel, maar ook leraren met ervaring en bijscholing in het omgaan met de uitdagingen van hun leerlingen. Gebeurt dat in het reguliere onderwijs?
Veel leerlingen in het speciaal onderwijs zijn bang om naar het reguliere onderwijs te gaan, en vaak is dat terecht. Veel van mijn leerlingen waren eerder in het reguliere onderwijs, maar wat gebeurde er? Ze hebben vaak traumatische ervaringen opgedaan en bleven lange tijd thuis.
Als leraren in het reguliere systeem geen ruimte hebben om elke leerling individueel te zien, vallen leerlingen die buiten de groepsnorm vallen onzichtbaar weg of worden zelfs zondebok. In kleinere klassen is er meer toezicht, kennen de docenten de leerlingen beter, en kan er sneller worden gehandeld.
Als de motivatie achter inclusief onderwijs kostenbesparing is, wees dan voorzichtig. Projecten zonder realistische aanpak, ingevoerd door mensen die niet (meer) voor de klas staan, kunnen uiteindelijk veel duurder uitpakken. Luister naar de leraren, los eerst de fundamentele problemen in het onderwijs op, en implementeer daarna zorgvuldig doordachte projecten.
En vergeet niet: leraren zijn al overbelast, en de prestaties van de leerlingen zijn niet altijd optimaal. Voeg niet de laatste druppel toe die het systeem structureel kan laten breken.
Internaliserende en Externaliserende Leerlingen
In het speciaal onderwijs kom je vaak twee duidelijke typen leerlingen tegen: internaliserende en externaliserende. Beide groepen zijn geweldig om mee te werken.
Bij internaliserende leerlingen is het in het begin vaak stil. Je probeert een gesprek op gang te brengen, maar dat gaat moeizaam. Zodra je echter een ingang vindt, kunnen de gesprekken diep en betekenisvol zijn. Ze luisteren aandachtig en formuleren met een opvallende, beknopte wijsheid.
Externaliserende leerlingen daarentegen kun je niet missen. In het begin kan het overweldigend zijn, maar zodra je een balans vindt tussen discipline en leren, wordt het een plezier om met hen te werken. Ze denken snel, zijn vaak talig en komen met scherpe opmerkingen. Terwijl jij nog over een oplossing nadenkt, hebben zij vaak al meerdere mogelijkheden bedacht en zijn ze tien stappen verder.
Ik geef les aan beide groepen en geniet ervan, maar het kan frustrerend zijn wanneer beide typen in één klas zitten. Alle leerlingen hebben recht op goed onderwijs, maar je kunt niet van de drukke leerlingen verlangen dat ze altijd stil zijn, noch kun je van de stille leerlingen verwachten dat ze geduldig blijven als de externaliserende groep de klas domineert.
Mijn pleidooi gaat niet over segregatie, maar in sommige gevallen, idealiter tijdelijk, is het goed om gespecialiseerde scholen voor beide groepen te hebben, zodat er echt passend onderwijs kan worden geboden.
Ik krijg vaak twee reacties wanneer ik over mijn werk in het speciaal onderwijs praat. De eerste is: "Wauw, speciaal onderwijs, dat moet echt zwaar zijn. Je moet wel een soort zenmeester of heilige zijn om dat te doen." De tweede, cynischere reactie is: "Maar Alexandros, met jouw studies, wanneer ga je op een goede school werken?"
Op de eerste reactie antwoord ik meestal dat er zeker uitdagingen zijn, maar dat het ook ontzettend leuk is om les te geven. Je hebt persoonlijk contact met de leerlingen en moet vaak creatief en wetenschappelijk nadenken over hun onconventionele antwoorden. Bovendien is er in dit neurodiverse milieu meer ruimte voor originaliteit dan in het reguliere onderwijs.
Bij de tweede reactie verwijs ik naar Maria Montessori, die ook niet op een elitaire school lesgaf. Speciaal onderwijs biedt juist de vrijheid om diep na te denken over het onderwijsproces en te experimenteren met nieuwe onderwijsvormen, iets wat in een strak georganiseerd systeem vaak niet mogelijk is.
Toen ik mijn eerstegraads bevoegdheid haalde, kreeg ik slechts één lezing over leerproblemen en had ik geen contact met het speciaal onderwijs. Niet iedereen kan werken in dit veld, maar de negatieve reputatie, gecombineerd met de beperkingen van de CAO PO, maakt het lastig om getalenteerde, inhoudelijk sterke leraren aan te trekken.
Daarnaast zijn veel ouders bang voor het stigma dat een speciaal onderwijsplaatsing met zich meebrengt. Ze vrezen dat hun kind geen diploma haalt, of dat de school vol "lastige" leerlingen zit. Vooral in hechte gemeenschappen kan de sociale druk groot zijn. Toch is speciaal onderwijs vaak de beste optie voor veel kinderen. Wanneer reguliere scholen hun interventies hebben geprobeerd en er geen verbetering is, kan speciaal onderwijs de ruimte bieden voor individuele begeleiding en de professionele ondersteuning die het kind nodig heeft, zonder dat het wordt gezien als een "moeilijke leerling."
VSO-docenten Onder de CAO VO
Hoewel ik begrijp waarom de meeste VSO-scholen onder de CAO PO vallen, vind ik het onlogisch dat op een VSO-school zoals die van mij, waar HAVO- en VWO-eindexamenklassen worden aangeboden, de werkdruk voor docenten zo hoog is.
Onder de CAO PO heb je als docent weinig tussenuren, en tegen het einde van de lesdag ben je bezig met het oplossen van complexe mentorgerelateerde situaties.
Wanneer blijft er dan tijd over om je lessen goed voor te bereiden of om nakijkwerk te doen? In tegenstelling tot het primair onderwijs werk je in het VSO met meerdere leerjaren, niveaus en soms verschillende vakken. Dit betekent dat je voor elke klas goed voorbereid moet zijn en optimaal moet presteren.
Daarnaast stel ik me de vraag: waarom is er zo’n groot verschil in de duurzame inzetbaarheidsuren tussen het primair en voortgezet onderwijs?
Geef Leraren Toegang Tot Betaalbare Studies
Vorig jaar stuitte ik op een bureaucratische, bijna Kafkaëske situatie. Ik wilde promoveren via de NWO-promotiebeurs voor leraren. Mijn promotor was enthousiast en mijn school gaf goedkeuring. We vulden de complexe formulieren in en verzamelden allerlei documenten. Na maanden werk bleek echter dat de regels totaal niet aansloten op hoe de school functioneert. De eis om maar 1,5 dag voor de klas te staan, terwijl ik bereid was meer te werken, maakte het voor mijn school onmogelijk om akkoord te gaan.
Dit stuk schrijf ik niet uit frustratie, maar om te laten zien hoe lastig het is om als leraar promotieonderzoek te combineren met lesgeven. Dit raakt aan professionalisering en het verbinden van praktijk en onderzoek. Beleidsmakers luisteren vaak eerder naar hoogleraren dan naar docenten, waardoor beleid de praktijk vaak onvoldoende weerspiegelt.
Daarnaast doceer ik al jarenlang naast geschiedenis ook aardrijkskunde, wat goed aansluit bij mijn achtergrond in politicologie en geschiedenis. Toch wil ik me verder verdiepen. Ondanks dat ik online universitaire cursussen heb gevolgd, wil ik op een systematische, offline manier studeren en een concrete titel behalen. Maar een derde master kost meer dan 10.000 euro. Hoewel er financieringsmogelijkheden zijn, is de bureaucratische rompslomp voor leraren ontmoedigend – we hebben al genoeg werkdruk.
In een kenniseconomie moeten we leraren niet alleen de kans geven, maar ook actief stimuleren om hun vakkennis te verdiepen en uit te breiden. Waarom bieden we geen betaalbare, inhoudelijke universitaire cursussen aan voor leraren? Dit zou niet alleen het tekort aan vakspecialisten helpen oplossen, waardoor leraren binnen scholen flexibeler inzetbaar zijn, maar ook de onderwijskwaliteit verbeteren. Door meer up-to-date en multidisciplinaire kennis te verwerven, worden leraren zelfverzekerder en beter in hun vak.
School als Frontlinie tegen Polarisatie
Wanneer volwassenen gaan werken of studeren, komen ze vaak in meer homogene omgevingen terecht. Daarom is school voor veel leerlingen de laatste plek waar ze in contact komen met mensen uit verschillende lagen van de maatschappij en diverse achtergronden. In deze veilige omgeving kunnen veel onderwerpen besproken worden die later in hun leven misschien niet meer aan bod komen.
Nederland verandert snel, net als de rest van de wereld. Vergrijzing, globalisering, de kenniseconomie en mondiale ongelijkheden creëren een bijna oncontroleerbare beweging van mensen. Hoewel we deze wereldwijde processen niet in één land kunnen oplossen, kunnen we werken aan een gezamenlijke taal, gedeelde normen en een veilige ruimte om open te praten, zonder meteen te worden geconfronteerd met allerlei beschuldigingen.
Burgerschap staat op papier in het curriculum, maar welke docent durft echt diepgaande discussies te voeren over deze "hot topics"? Veel docenten vrezen de gevolgen: boze ouders, opstandige leerlingen, beschuldigingen, en bedreigingen. En management? Ook voor hen is dit vaak een lastig dossier.
Toch moeten we deze gesprekken aangaan. Als we die blijven vermijden, komen we uiteindelijk terecht in een verder verzuilde maatschappij, waar mensen wel naast elkaar wonen, maar niet met elkaar praten. Dit leidt tot een politiek landschap waarin extremisme meer ruimte krijgt en niemand iets durft te zeggen totdat de economie verslechtert en intolerantie, animositeit en polarisatie de samenleving dreigen te vernietigen.
Dus laten we die discussies eisen. Geef ze vorm, bied veiligheid en nuance, betrek de ouders en steun de leraren als er iets misgaat.
Dit is een oproep aan onderwijsvernieuwers: laten we de markt verstoren en echte verandering teweegbrengen.
In een tijd waarin de commercialisering van lesmethoden steeds meer onderwijsbudgetten opslokt, stel ik een alternatief voor: een soort Wikipedia voor lesmethoden en werkmateriaal, gratis en toegankelijk voor iedereen. Het idee is eenvoudig: samen ontwikkelen we complete, gratis lesmethoden voor alle vakken, ondersteund door het ministerie voor onderhoud en verdere ontwikkeling.
Mijn ervaring met het ontwikkelen van een gratis geschiedenismethode (te vinden op mijn website: https://www.meestera.com/gs-4) laat zien hoe adaptieve, toegankelijke leermiddelen kunnen worden gecreëerd zonder afhankelijk te zijn van commerciële partijen.
In plaats van dat elke school opnieuw het wiel moet uitvinden, kunnen we als leraren onze krachten bundelen om hoogwaardige, gratis lesmaterialen centraal aan te bieden. Iedere docent kan deze materialen gebruiken en aanpassen op basis van zijn of haar leerlingen, zonder vast te zitten aan dure commerciële contracten.
Ik ben niet tegen het belonen van goed onderwijs- en onderzoekswerk rondom schoolboeken, maar we moeten opstaan tegen de toenemende commercialisering in het onderwijs. Laten we ervoor zorgen dat het geld terugvloeit naar waar het hoort – naar de leerlingen.
Bureaucratie en Onderwijs
Misschien wel de grootste frustratie van leraren is de constante stroom aan bureaucratische handelingen. Hoewel rapportage een essentieel onderdeel van het beroep is, is het lastig om dit efficiënt te organiseren zonder dat het ten koste gaat van het lesgeven. Velen verlangen nostalgisch terug naar een tijd waarin het onderwijs "beter" was, of zoeken naar schuldigen die het systeem zouden hebben ondermijnd. Maar simpele verklaringen en terugblikken op een geïdealiseerd verleden bieden geen echte oplossingen.
Laten we eens nadenken over hoe in theorie onderwijs zou moeten werken. De leraar geeft les, corrigeert gedrag en denkt actief mee over de ontwikkeling van de leerling. De meest ervaren en capabele leraar besteedt een deel van zijn tijd aan het ondersteunen van andere leraren, lost moeilijke situaties op en vertegenwoordigt de school bij externe instanties.
De ouders luisteren naar de leraar als pedagogisch professional en proberen de adviezen van de school thuis toe te passen. Tegelijkertijd vragen leraren de ouders om advies over wat beter werkt voor hun kind en passen dit toe in de klas.
De inspectie speelt een cruciale rol door te waarborgen dat de kwaliteit van het onderwijs in deze school net zo goed is als elders. Inspecteurs brengen regelmatig tijd door op scholen, observeren lessen en garanderen dat de onderwijskwaliteit voldoet aan de gestelde normen. Zij controleren ook of absentieregistraties en handelingsplannen op orde zijn, maar hun belangrijkste taak is ervoor te zorgen dat het onderwijs past bij de behoeften van de leerlingen.
In de praktijk ziet het er heel anders uit. De overheid verstrekt publieke gelden en is daardoor streng in het controleren of dit geld goed besteed wordt. Beleidsmakers, vaak zonder (recente) ervaring in het lesgeven, schrijven complexe regels die weinig te maken hebben met de dagelijkse realiteit in de klas. Hierdoor raakt het onderwijsproces steeds verder verwijderd van wat er daadwerkelijk in de klas gebeurt.
Vergelijk het met de plannen die de gemeente Amsterdam in de tweede helft van de 20e eeuw maakte voor de stad. Stedenbouwkundigen bedachten ambitieuze, theoretische plannen die weinig rekening hielden met de wensen van de bewoners. Pas toen er tegenbewegingen ontstonden, werd voorkomen dat een groot deel van het historische centrum van Amsterdam verwoest werd.
Beleidsregels worden doorgestuurd naar schoolbesturen, die vaak geen gespecialiseerde staf kunnen veroorloven om de complexe eisen van het ministerie te interpreteren. Dit leidt tot opschaling: scholen sluiten zich aan bij grotere organisaties met verschillende afdelingen om te voldoen aan de bureaucratische vereisten. Dit creëert een systeem waarin mensen met weinig of geen leservaring verantwoordelijk zijn voor het vertalen van de regelgeving van het ministerie naar beleid binnen de onderwijskoepels. Hoe verder dit proces vordert, hoe meer het loskomt van wat er in de klas gebeurt en hoe meer het gefragmenteerd raakt.
Het beleid belandt op het bureau van de directeur. Kan een directeur nog lesgeven én tegelijkertijd deze eisen beheren? Nee, niet alleen door tijdgebrek, maar ook door de complexiteit van de vereiste kennis. Getalenteerde en ervaren leraren worden vaak uit de klas gehaald om zich bezig te houden met de implementatie van beleid en protocollen. Hoe langer ze uit de klas zijn, hoe meer ze vervreemden van het primaire leerproces en hoe meer ze worden opgeslokt door de papiermolen.
Uiteindelijk komt alles neer op de schouders van de leraar. Maar leraren hebben geen onbeperkte tijd. Hun prioriteit moet liggen bij lesgeven, lesvoorbereiding, het nakijken van werk en vooral het besteden van tijd en aandacht aan de kinderen. Toch worden ze belast met documentatie, monitoringsystemen en administratief werk.
En waarom komen leraren hier niet tegen in opstand? De tragiek is dat leraren doorgaan omdat ze om hun leerlingen geven. Ondanks de hoge werkdruk en bureaucratische rompslomp ploeteren ze voort, vaak van vakantie tot vakantie, omdat ze zien wat er voor de kinderen op het spel staat. Andere partijen, die minder direct bij de klas betrokken zijn, voelen deze druk minder.
Hoe kunnen we deze bureaucratische knoop ontwarren? Hier zijn enkele haalbare oplossingen:
Zorg dat 75% van beleidsmakers, inspecteurs en schoolbesturen bevoegd is als leraar en minimaal 0,2 fte voor de klas staat.
Geef scholen meer vrijheid, of kies juist voor meer centralisatie. We zitten nu in een systeem waarin scholen alleen binnen grote koepels kunnen functioneren, wat leidt tot een inflexibel oligopolisch model. Ofwel maken we het makkelijker om nieuwe scholen buiten deze koepels te starten, waarbij we een deel van de regelgeving versoepelen om ruimte te geven aan vrijheid en innovatie, of we kiezen voor meer centralisatie en stellen een centraal schoolsysteem in met ruimte voor extracurriculaire variaties.
Waarom besteden we zoveel geld aan tussenpersonen in plaats van direct aan het ondersteunen van de leerlingen? Laten we stoppen met nostalgie over hoe het "vroeger" was en ons richten op de toekomst. Goed onderwijs, met aandacht voor de leerling, in een steeds veranderende wereld waar kennis macht is.
Leraren Belonen, Onderwijs Versterken: Een Oplossing Voor Het Lerarentekort
Lerarentekort is een breed en complex vraagstuk, maar ik denk dat een deel van het probleem relatief eenvoudig op te lossen is.
Mijn voorstel is om een substantiële netto bonus per jaar, naar rato van de aanstelling, aan het lesgevende personeel te bieden. De bedragen en details kunnen verschillen, maar dit is een voorbeeld:
€1000 voor (nog) onbevoegde docenten (bijvoorbeeld leraren in opleiding)
€2000 voor bevoegde docenten
€4000 voor eerstegraads docenten
€6000 voor bevoegde docenten met een promotieonderzoek
+€1000 voor elke nieuwe eerstegraads bevoegdheid
+2% verhoging voor elk jaar leservaring
Onderbouwing
Een van de successen van het Finse model is dat de meeste leraren universitair opgeleid zijn.
Met deze maatregel trek je niet alleen meer mensen aan voor het onderwijs, maar bevorder je ook de professionalisering van het personeel. Natuurlijk kun je trainingen op school organiseren, maar een universitaire studie biedt veel meer verdieping. Met dit schema compenseer je de significante kosten in tijd en geld die professionals moeten maken om zich verder te ontwikkelen.
Daarnaast, als je veel inhoudelijk sterke leraren in je school hebt, gaat het algemene niveau omhoog. Hierdoor groeit ook het respect voor het lerarenberoep bij zowel leerlingen als ouders.
Dit maakt het vak ook aantrekkelijker voor gepromoveerde professionals die misschien genoeg hebben van de "ratrace" binnen het hoger onderwijs, maar zich laten afschrikken door de beperkte doorgroeimogelijkheden in het onderwijs.
Verder waardeer je met dit systeem ervaren docenten en maak je het aantrekkelijker voor zij-instromers, die vaak hoog worden ingeschaald maar daarna jarenlang qua salaris stagneren.
Je voorkomt ook dat ambitieuze docenten zich gedwongen voelen om over te stappen naar managementfuncties om hun carrièreperspectieven te verbeteren. Daarom moet deze maatregel exclusief gelden voor lesgevend personeel (inclusief klassenassistenten).
Ten slotte sluit dit goed aan bij wat veel docenten waarderen: zij kiezen vaak voor het onderwijs omdat ze van lezen, leren en persoonlijke ontwikkeling houden. Wat is er mooier dan beloond worden voor continue verbetering? Bovendien dienen zij als voorbeeld voor hun leerlingen.
Maar docenten hebben al een marktconform salaris, toch?
Ja en nee. Het is niet slecht, maar ook niet bijzonder goed. Soms verdienen starters meer dan docenten met jarenlange ervaring en afgeronde studies. Leraren zijn gemotiveerd om bij te dragen aan de samenleving, maar als je professionals wilt aantrekken, moet je hen niet als vrijwilligers behandelen. En natuurlijk brengt geld geen geluk, maar als je een uitdagende baan hebt, is het prettig om je geen zorgen te hoeven maken over inflatie en huizenprijzen.
Lezen en Rekenen: Hoe We Leerachterstanden Kunnen Inhalen
Als boekenwurm alfa-afgestudeerde met een grote interesse in bètawetenschappen vind ik het een ingewikkelde kwestie, waarbij onderwijs slechts een kleine rol speelt binnen bredere processen. Toch zijn er talloze goede praktijken die we kunnen toepassen.
Rekenen en wiskunde
Rekenen is in de basis niet zo moeilijk, maar wat ik vaak zie bij leerlingen in de onderbouw, en zelfs bij oudere leerlingen en alfa-georiënteerde mensen, is dat ergens onderweg kennishiaten ontstaan. Wiskunde is geen taal die vanzelfsprekend is; je moet het goed leren en beheersen. Als deze hiaten niet op tijd worden aangepakt, raken leerlingen het spoor bijster, wat kan leiden tot onbegrip, frustratie en zelfs angst voor het vak.
Omdat veel ouders zelf wiskunde al jaren niet meer actief gebruiken (probeer bijvoorbeeld nog eens de volgorde van operaties), en leerlingen moeite hebben met het redeneren in de wiskundige taal, leidt dit bij sommigen tot een afkeer van het vak. Als er bovendien geen ruimte is voor structurele en gepersonaliseerde ondersteuning, ontstaat vaak een wiskundefobie.
Mijn advies: toets regelmatig, bijvoorbeeld wekelijks. Gebruik de resultaten en feedback om direct hardnekkige problemen aan te pakken met gerichte, intensieve begeleiding, zoals High Dosage Tutoring.
Taal
Een van de grootste problemen is dat lezen steeds zeldzamer wordt. Eerlijk gezegd, hoeveel volwassenen lezen nog boeken in plaats van op hun telefoonscherm te kijken? Lezen vormt de kern van taalvaardigheid. Hoe kunnen we dit veranderen? Een deel van de oplossing ligt op school.
Ik stel voor om verplichte thematische leesclubs op te zetten, waar leerlingen boeken lezen en bespreken. De leraar leest mee en zorgt ervoor dat leerlingen niet enkel online samenvattingen gebruiken, door verdiepende en conceptuele vragen te stellen. Parallel hieraan kunnen gespecialiseerde grammatica- en begrijpend lezen-oefeningen plaatsvinden. Standaard lezen leerlingen binnen enkele weken een roman of non-fictie, bijvoorbeeld een geschiedenisboek. Snellere lezers kunnen zich verder verdiepen in de thematiek, terwijl zwakkere leerlingen extra steun krijgen op basis van hun individuele behoeften.
Hoe passen we ons onderwijs aan op de uitdagingen en kansen van de 21e eeuw? Ik deel graag enkele van mijn ideeën, maar zie die niet als een vaststaand dogma.
Flexibel onderwijssysteem: Docenten geven een deel van de inhoudelijke lessen aan grotere groepen, wat tijd vrijmaakt voor individuele of kleinschalige begeleiding. Hierdoor kunnen leerlingen leren op hun eigen tempo en niveau, ondersteund door AI, getrainde leerlingen, en gespecialiseerde docenten, om te zorgen dat iedere leerling op maat bediend wordt.
Leerlingen begeleiden leerlingen: Getalenteerde leerlingen begeleiden hun medeleerlingen in een soort "apprenticeship". Dit helpt zwakkere leerlingen en biedt de begeleiders extra uitdaging en de kans om hun kennis te verdiepen door het onderwijzen van anderen. Deze aanpak biedt intensieve ondersteuning zonder dat dit veel personeel vereist.
Ondernemende school: Naast academische kennis krijgen leerlingen werkervaring via interne schoolbedrijven of startups. Leerlingen kunnen praktische vaardigheden opdoen in verschillende domeinen zoals catering of technologie, ondersteund door een digitaal beloningssysteem. Dit maakt ondernemerschap en werkervaring toegankelijk voor alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond, en stimuleert innovatie binnen de schoolmuren.
De ondernemende school biedt kansen voor externe financiering en winstdeling door het uitgeven van aandelen in interne startups waar leerlingen actief aan bijdragen. Daarnaast kunnen getalenteerde leerlingen worden ingezet bij externe bedrijven voor stages of projecten, wat zowel hun praktijkervaring als de connectie tussen onderwijs en arbeidsmarkt versterkt. De winsten die door deze ondernemingen en samenwerkingen worden gegenereerd, kunnen terugvloeien naar de school en worden gebruikt voor verdere ontwikkeling van projecten, of voor het opzetten van een fonds dat vervolgstudies en banen voor leerlingen ondersteunt.
Dynamisch leerniveau: Het systeem werkt zonder vaste klassen of leerjaren. Leerlingen worden uitgedaagd op vakken waarin ze sterk zijn en krijgen intensieve begeleiding voor vakken waarin ze achterlopen. Door niveaus dynamisch te maken, kunnen leerlingen zelfs universitaire vakken volgen, terwijl anderen intensief ondersteund worden om een minimale standaard te behalen.
Brede openingstijden: Leerlingen kunnen flexibel hun tijd indelen tussen lessen, projecten, sport en clubs. Dit biedt gelijke kansen voor alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond.
Gezondheid en welzijn: Iedere schooldag begint met sport, gevolgd door gezonde, gratis maaltijden. Een schoolarts en diëtist monitoren de gezondheid van de leerlingen, om een gezonde basis te leggen voor hun toekomst. Sport en beweging worden cruciaal geacht, niet alleen voor hun fysieke welzijn, maar ook voor hun zelfbeeld en sociale interacties.
Hoe geef je het onderwijs in jouw klas vorm?
Werkwijzers
Zodra ik mijn lessen voor het volgende jaar ken, begin ik met het voorbereiden van mijn werkwijzers. Dit is altijd puzzelen, en het proces begint met mijn leerdoelen die ik voor dit vak en leerjaar heb.
Bijvoorbeeld, mijn bredere doelstellingen voor mijn havo 4 geschiedenisles richten zich op het voorbereiden op het eindexamen en tegelijkertijd op het inspelen op de individuele interesses van de leerlingen, als een laatste kans voor differentiatie.
Voor vakken die ik al eerder heb gegeven, reflecteer ik op de afgelopen tijd. Wat ging goed? Wat minder goed? Waarom? Wat was de feedback van de leerlingen? Was mijn tijd effectief besteed?
Differentiatie
Op basis van die parameters pas ik mijn sjablonen aan en maak ik een paar versies van de werkwijzer. Wat ik altijd probeer te doen, is differentiatiemomenten inbouwen. Meestal markeer ik die lesuren als basis, steun of uitdaging. Basis betekent dat de leerlingen aan hun opdrachten werken. Steun kan extra uitleg of feedback zijn. Uitdaging kan verdieping in lesmateriaal of extra opdrachten (vaak facultatief) betekenen.
Sidenote: Differentiatie wordt idealiter vastgelegd op schoolniveau. Dan is het geen zeldzaamheid of een hobby van sommige leraren, maar een integraal onderdeel van het curriculum.
Toetsing
Afhankelijk van het leerjaar en het aantal lesuren, probeer ik veel toetsen te geven; maar toen ik begon met lesgeven, was ik tegen toetsing, of beter gezegd tegen hoe leerlingen toetsen ervaren. Dat is een grote discussie en heeft ook te maken met hoe we leerlingen behandelen: als statistische datasets. Maar goed…
Wat ik heb gemerkt, is dat als je regelmatig toetsen uitdeelt (bijvoorbeeld voor eindexamenleerlingen probeer ik er één per week), je constructieve feedback geeft en kansen biedt om hun cijfer te verbeteren, de leerlingen meestal niet meer nerveus zijn over de toetsen. De leerlingen kunnen oefenen en verbeteren op basis van de feedback. Bovendien kun je hun voortgang monitoren en tijdig ingrijpen bij hardnekkige problemen.
PowerPoints
Wanneer ik “klaar” ben met mijn werkwijzers (tussen aanhalingstekens, want werkwijzers zijn zeer dynamisch), begin ik met het opbouwen van mijn lessen.
Ten eerste bereid ik mijn PowerPoints voor. Als de methode al PowerPoints bevat, bestudeer ik deze en verrijk ik ze door lesdoelen, opdrachten en video's toe te voegen.
In het algemeen werk ik veel met video’s. Grappige video’s gebruik ik om een goede sfeer in de klas te creëren of om interesse te wekken. Saaie, inhoudelijke video’s gebruik ik meestal voor herhaling, en verdiepingsvideo’s als beloning of extraatje.
In het algemeen schrijf ik tijdens het afspelen van video’s notities op het whiteboard. Op basis van die notities volgt een rondje vragen op verschillende niveaus: onthouden, begrijpen, analyseren, zelfs evalueren. De combinatie van uitleg, versterking door audiovisueel materiaal en het vragenrondje werkt meestal als een trein.
Die PowerPoints zet ik op mijn website, zodat leerlingen (en collega’s, en zittenblijvers) ze ook thuis kunnen bekijken. Soms kijken leerlingen extra verdiepende video’s tijdens het differentiatie-uur. Een goede PowerPoint vergt veel voorbereidingstijd, maar kan leidend zijn voor je lessen.
Opdrachten
Een andere manier waarop ik me voorbereid, is door ‘flip the classroom’-opdrachten te maken. Vaak werk ik met Google Formulieren en maak ik complete lessen, met tekst, bronnen, instructievideo's en een selectie van vragen. In principe kan de leerling op afstand werken zonder boeken, zelfs als hij de instructie heeft gemist.
Daarnaast bereid ik vaak mijn eigen opdrachten en werkbladen voor. Meestal gebruik ik deze als plus opdrachten, maar ik geef de leerlingen vaak de vrijheid om te kiezen tussen de twee formats.
Voor de onderbouw geef ik meestal een cijfer en feedback op het gemaakte werk. Het kost veel nakijktijd, maar het zorgt ervoor dat de leerlingen daadwerkelijk aan de slag gaan. Voor de examenleerlingen geef ik de antwoordbladen, zodat ze zelf hun antwoorden kunnen controleren.
Introductiebrief
Als ik klaar ben met alles wat hierboven staat, schrijf ik een introductiebrief, die ik soms print, maar die altijd op mijn website staat. Daarin beschrijf ik mijn doelen, planning en evaluatiemomenten, zodat alles duidelijk is voor de leerlingen en eventueel voor ouders en begeleiders.
Die brief, samen met de verschillende lesmaterialen, presenteer ik in de eerste helft van de eerste les van het jaar, en de tweede helft reserveer ik voor een leuke activiteit.
Wekelijkse voorbereiding
Ik besteed meestal op zondag een paar uur aan het voorbereiden van de lessen voor de komende week. Op mijn vrije dagen ontwikkel ik vaak nieuw lesmateriaal, verdiep ik me in vakkennis, kijk ik toetsen en opdrachten na als dat nodig is, en sinds vorig jaar werk ik samen met een collega aan een nieuwe, gratis methode voor geschiedenis in de bovenbouw (een deel daarvan kun je hier vinden: https://www.meestera.com/gs-4 ).
Verder onderhoud ik mijn website. De website begon als een bescheiden poging om snellere toegang tot mijn PowerPoints te hebben (vooral bij leswisselingen – als beginnende docent heb je bijna nooit een vast lokaal). Toen kwam de coronaperiode, en internet speelde een veel grotere rol in het afstandsonderwijs. Toen heb ik een domein gekocht en extra vakgerelateerde stof voor de leerlingen toegevoegd. Dit was ook een uitstekende manier voor ouders om de instructies van de leraar aan de leerlingen te volgen.
Tijdens de les
Na de voorbereiding staan we nu in het lokaal, klaar om te beginnen. Voor mij is het belangrijk om altijd vrolijk en energiek te blijven, ongeacht wat er in mijn leven speelt of hoe vol mijn rooster is. Het is een vorm van professionaliteit en showmanship waar ik veel waarde aan hecht.
Bij de deur begroet ik elke leerling persoonlijk, vaak met een handdruk of een vriendelijk woord. Soms zet ik wat muziek op om een ontspannen sfeer te creëren totdat iedereen zit en klaar is voor de les.
Tijdens de les begin ik meestal met een overzicht van de week en de periodeplanning, zodat iedereen weet waar we staan.
Bij een inhoudelijke les start ik vaak met een korte herhaling van de laatste één tot drie lessen, meestal ondersteund door een PowerPoint (trouwens, een PowerPoint-remote is een fantastisch gereedschap). Vervolgens bespreek ik de leerdoelen en stel ik activerende vragen om de voorkennis van de leerlingen te prikkelen. Daarna behandelen we de leerstof, en op basis daarvan kunnen we in discussie gaan.
Als we klaar zijn met de instructie, gaan we snel nog eens door de doelen van de les heen. Afhankelijk van de lengte van de instructie kunnen we in de laatste 15-20 minuten opdrachten maken of een andere activiteit.
In de differentiatie-uren schrijf ik meestal een keuzemenu op het whiteboard voor de leerlingen; ze weten dan wat ze kunnen doen tijdens het lesuur. Ik herhaal het mondeling en vraag elke leerling individueel wat hij/zij wil doen en deel het benodigde werkmateriaal uit. Dan loop ik rond en geef ik individuele aandacht aan de leerlingen.
Soms reserveer ik een deel van het uur voor wie dat wil voor een leuke activiteit (bijvoorbeeld GeoGuessr voor aardrijkskunde). Dit helpt over het algemeen voor de bonding, en de leerlingen werken sneller en doelgerichter.
Tijdens de les geef ik meestal een waarschuwing als we bijna klaar zijn. Dan vertel ik vaak wanneer we elkaar weer zien en wat we dan gaan doen.
Tijdens toetsen zet ik meestal een tafel naast me. Als leerlingen klaar zijn met hun toets, probeer ik deze direct na te kijken. Daarna roep ik de leerlingen één voor één naar de tafel naast me om feedback te geven. Vervolgens beslissen we soms of ze hun cijfer willen behouden of dat ze de toets willen herkansen.
Sidenote: Lessen van het Speciaal Onderwijs
Wat ik beschrijf, is mogelijk in kleine klassen zoals in het speciaal onderwijs. Als reguliere klassen niet zo overvol waren en gemiddeld rond de 15-20 leerlingen zaten, zouden we uitstekend en geïndividualiseerd onderwijs kunnen bieden!
Hoe haal jij het maximale uit je leerlingen?
Ik begin met mijn centrale ethische filosofische mantra die ik probeer toe te passen in alle interacties met anderen:
"Behandel mensen altijd met respect en als waardevolle individuen. Gebruik ze niet alleen om je eigen doelen te bereiken, maar zie ze als doelen op zichzelf."
Dit is een vrije vertaling/interpretatie van de tweede formulering van Kants categorische imperatief.
In minder abstracte termen probeer ik iedereen, dus ook leerlingen, als individuen te zien met hun eigen ideeën, wensen en problemen. Ik benader hen niet enkel vanuit de relatie die zij met mij hebben (zoals cijfers of gedrag), maar probeer naar het volledige plaatje te kijken.
Zo is Pietje niet alleen druk in de lessen, wat mensen vaak verwachten met zijn ADHD-diagnose, maar hij zit ook op waterpolo. Zijn beste vriend is Abe, en wanneer ze naast elkaar zitten, is het altijd een dolle boel. Hij heeft twee ratten als huisdieren, krijgt soms knallende ruzies met zijn vader, en kan urenlang geconcentreerd bezig zijn met origami. Hij woont in een achterstandswijk en slaat soms het ontbijt over, waardoor zijn suikerspiegel rond 11:00 uur invloed kan hebben op zijn gedrag. Pietje droomt ervan om ooit in Japan te wonen.
Wanneer je een breder en genuanceerder beeld van een leerling krijgt, begin je meer te begrijpen hoe hij of zij in elkaar zit. Je gaat verder dan het enkel beschouwen van kinderen door hun labels of alleen het bestrijden van symptomen; je kunt daadwerkelijk bijdragen aan hun ontwikkeling.
En vergeet niet dat het voortgezet onderwijs voor velen de laatste kans is om in een veilige omgeving hun ideeën bloot te leggen, te reflecteren en bij te stellen, zonder de druk van gelijkgestemde groepen.
Om deze genuanceerde visie te bereiken, is hard werken vereist. Een duidelijke lesstructuur, bijvoorbeeld met uitgebreide en dynamische werkwijzers, zorgt ervoor dat lessen helder zijn en verwachtingen duidelijk. Hierdoor hoeven leerlingen niet telkens hun grenzen te verkennen of te achterhalen wat de opdrachten of toetsen zijn. Samen met inhoudelijke verrijking als docent geeft dit je een natuurlijk overwicht en autoriteit. Of je nu geliefd bent of niet, je bent in ieder geval een goede docent.
Let op: Inhoudelijk sterke docenten zijn niet alwetend; ze zijn professionals die openstaan voor nieuwe ideeën en perspectieven, extra informatie kunnen bieden en extreme uitspraken kunnen nuanceren. En als ze iets niet zeker weten, durven ze dat toe te geven.
Als deze basis op orde is, kun je verder individualiseren door middel van differentiatiemomenten. Goed gekaderde differentiatie speelt in op de individuele behoeften van leerlingen en biedt ook ruimte voor 1-op-1 aandacht.
In die momenten leer je meer over de leerling en kun je op een natuurlijke manier een band opbouwen. Bijvoorbeeld, ik heb mijn ‘gym bros’, schaakmaatjes, filosofie- en geschiedenisliefhebbers. Vier jaar geleden had ik een erg drukke mentorgroep; ik begon met hen te sporten en we deden elke ochtend push-ups. Ik begon met 2, en na een paar maanden kon ik er 40. Zij ook trouwens! Vorig jaar had ik een kleine examenklas met briljante, maar extreem verlegen leerlingen die van gamen hielden. Dus na jarenlang niet te hebben gegamed, heb ik een tweedehands gamecomputer gekocht om af en toe een uurtje te gamen.
Dit soort activiteiten kost tijd, en niet iedereen kan of wil die extra stap zetten. Maar deze verbindingen belonen je uiteindelijk, niet alleen als mens maar ook als professional. Meer verbinding betekent minder gedoe, en dus hoef je minder situaties te herstellen. Uiteindelijk is preventie beter dan genezen, en gericht investeren in het onderwijs is het beste wat je kunt doen om de welvaart van je toekomstige maatschappij te behouden en verder te laten floreren.
Ruimte voor het Onderwijs
Scholen hebben hun eigen regels, gebaseerd op een eigen logica die grotendeels wortelt in de toestanden van de 19de eeuw.
Als Jean Baudrillard leraar zou zijn, zou hij de geleidelijke transformatie van school als spiegeling van de maatschappij naar een organisatie met een eigen logica als Simulatie beschouwen.
Giorgio Agamben zou de leerlingen in een permanente staat van uitzondering (State of Exception) kunnen plaatsen, waarin de leerlingen een deel van hun vrijheid opofferen voor het algemeen belang; of erger nog, ze internaliseren het concept dat dit voor hun eigen bestwil is.
De leerlingen lijden aan wat Karl Marx als vervreemding (Entfremdung/alienatie) zou beschrijven. Ze oefenen met iets zonder het eindproduct te kunnen zien, want eigenlijk is er geen echt doel behalve oefenen met de belofte dat dit uiteindelijk in toekomstige omstandigheden zal helpen.
Bovendien is dit systeem twee eeuwen te ver in het verleden gevormd, en als we onze kinderen willen voorbereiden op de wereld van de komende jaren met disruptieve technologieën en veranderlijke geopolitieke verhoudingen, moeten we ons op tijd aanpassen. Anders raken we achterop in de ontwikkelingen, vervloekt door de wet van de remmende voorsprong.
Wat zoals grotendeels in de 18de eeuw in Nederland gebeurde, is niet dat Nederland per se achteruit ging, maar dat andere landen vooruit gingen.
En wat het extra lastig maakt voor Nederland, is dat we houden van labelen en nauwkeurige taxonomieën. Maar zoals de structurele marxisten of Foucault kunnen beweren, heeft de verlichting niet altijd een goede nalatenschap. Het is effectief om de wereld te kwantificeren en makkelijker te exploiteren, maar we verliezen de nuance en zien kinderen niet , zoals Immanuel Kant in de categorische imperatief zegt, als volledige individuen, maar mensen als middelen.
Omdat we dit zo vroeg en zo effectief deden, lijden we onder dezelfde problemen als de kanalisatie van onze rivieren. We kunnen altijd hogere dijken bouwen, of in het onderwijs steeds ingewikkeldere constructies opzetten met wat ik noem de parade van externen (adviseurs, managers enz.) die feestvieren op het budget van de scholen en extra lasten leggen op de leraren, een situatie vergelijkbaar met de beroemde gravure uit de tijd van de Franse Revolutie. Maar elke dijk faalt en elk systeem, hoe ingewikkeld hoe erger, valt.
Wat we na eeuwen van waterwerken hebben geleerd, is dat we ruimte aan de rivier moeten geven. Zo moeten we ook ruimte aan het onderwijs geven. Geen regeltjes en beleid, vaak geschreven, uitgevoerd en gecontroleerd ver weg van de praktijk, maar ruimte en geïnvesteerd vertrouwen aan de primaire uitvoerders van het onderwijs: de leraren.
Leraren moeten meer ruimte krijgen om goede lessen te geven. Geen externen die één keer de klas bezoeken en dan met een lijstje komen, maar meer ruimte door bijvoorbeeld kleinere klassen en minder lesuren. Meer tijd voor mentorzaken en één-op-één contact met leerlingen en ouders. Meer tijd voor individuele begeleiding en extracurriculaire activiteiten.
Evenzo is de leerling geen patiënt of een voertuig dat we richting het eindexamen moeten voorbereiden. Vaak zijn de meest succesvolle ondernemers drop-outs. Waarom biedt de school eigenlijk geen ruimte voor echt ondernemerschap en echte praktische levens- en bedrijfsvaardigheden? Waarom laten we de kinderen niet van elkaar leren? Waarom faciliteren we geen echte start-ups, met echte budgetten?
Een veilige omgeving waar leerlingen kunnen proberen, falen en daardoor opnieuw kunnen proberen en misschien slagen, is een goede functie van school. Maar dat we de leerlingen klein houden met regels die vaak geen zin meer hebben, begrijp ik niet.
De leerlingen zijn in dit opzicht de laatste grote groep die nog niet geëmancipeerd is. En hier verwijs ik niet naar ongeleide vrijheid zoals sommige scholen in de jaren '60 en '70 hebben geprobeerd, maar naar meer logische regels en duidelijke kaders waarbinnen de leerlingen veilig hun vrijheid kunnen ontplooien.
Want scholen zijn net als de grot van Plato. De leerlingen zien in plaats van de waarheid schaduwen. En zodra ze volwassen zijn, worden ze blind door de zon van het echte leven. Scholen kunnen de zonnebril zijn die de leerlingen nodig hebben om niet verblind te worden door het echte leven, zonder de waarheid te verdraaien.